
- Home
- Behandeling & onderzoek
- Vaginale kunstverlossing
Vaginale kunstverlossing
-
Hoe ziet een vacuümcup er uit?
-
In welke fase van de bevalling wordt een vacuümverlossing gedaan?
-
Waarom een vacuümverlossing?
-
Hoe verloopt een vacuümverlossing?
-
Moet er worden ingeknipt bij een vacuümbevalling?
-
Het kind na de geboorte
-
Complicaties
-
Emoties rond een vacuümverlossing
-
De vader
-
Een volgende bevalling
-
Borstvoeding
-
Ontslag uit het ziekenhuis
-
Meer informatie
-
Specialismen
Deze folder geeft informatie over een vaginale kunstverlossing. Dit is een bevalling via de vagina waarbij de gynaecoloog met een vacuümcup helpt bij de geboorte van uw kind. De medische term voor een vacuümverlossing is ‘vacuümextractie’. In deze folder worden de instrumenten en de gang van zaken bij deze bevallingen beschreven.
Een vaginale kunstverlossing is een bevalling via de vagina waarbij de gynaecoloog met een vacuümcup helpt bij de geboorte van uw kind. Bij een eerste bevalling is deze hulp vaker nodig dan bij een volgende bevalling. Ongeveer één op de tien vrouwen die voor het eerst bevalt, krijgt te maken met een vaginale kunstverlossing.
Het kan zijn dat u van thuis naar het ziekenhuis moet komen of dat u al in het ziekenhuis bent, omdat u poliklinisch bevalt. In beide gevallen draagt de verloskundige die u begeleidt, de zorg over aan de gynaecoloog. Afhankelijk van de omstandigheden blijft de verloskundige bij de bevalling aanwezig om u te ondersteunen. Ook is het mogelijk dat u al in het ziekenhuis bevalt, omdat de gynaecoloog om een andere reden uw bevalling begeleidt.
Hoe ziet een vacuümcup er uit?
Een vacuümcup is een ronde zuignap van ongeveer 5 cm groot. Meestal is deze van plastic, soms van metaal. De meest gebruikte vacuümzuignap is een zogenaamde Kiwi. Dit is een plastic cupje met daaraan een dun slangetje en een handvat. Soms is het nodig om een vacuümpomp aan te sluiten. In dat geval wordt er een andere plastic cup gebruikt. Aan de buitenkant van de cup is een rubber slang aangesloten. Nadat de cup op de schedel van de baby is geplaatst, wordt via deze slang lucht uit de cup gezogen. Zo ontstaat een vacuüm in de cup: de binnenkant van de cup wordt hierdoor stevig tegen de schedel aan gezogen.
Nadat de cup is vastgezogen trekt de gynaecoloog tijdens een aantal weeën (terwijl u zelf blijft meepersen) aan het handvat of aan de ketting van de cup om de geboorte sneller te laten verlopen. Soms is het nodig dat tijdens de weeën door een verloskundige of verpleegkundige wordt meegeduwd op uw buik. Zodra het hoofdje geboren is, stoppen we met het vacuümzuigen. De cup laat dan los van het hoofd. Daarna volgt snel de geboorte van het lichaam.
In welke fase van de bevalling wordt een vacuümverlossing gedaan?
Een bevalling kent drie verschillende fasen: de ontsluiting, de uitdrijving en de periode na de geboorte. Tijdens de ontsluitingsfase gaat de baarmoedermond open door de steeds krachtiger wordende weeën. De verloskundige of gynaecoloog bepaalt hoeveel cm ontsluiting er is door inwendig onderzoek. Bij volledige ontsluiting is de baarmoedermond helemaal open. Het hoofdje daalt dan verder in. Tijdens de weeën krijgt u meestal steeds meer het gevoel mee te moeten persen. Zo begint de uitdrijvingsfase. Die eindigt met de geboorte van uw kind. Een vacuümverlossing vindt plaats tijdens deze tweede fase, de uitdrijvingsfase. Het is daarbij belangrijk dat het hoofdje diep genoeg in het bekken is ingedaald.
Waarom een vacuümverlossing?
De belangrijkste redenen voor een vacuümverlossing zijn het niet verder komen van de uitdrijving en/of dreigend zuurstoftekort bij het kind. Een enkele keer mag een zwangere niet of slechts kort persen, bijvoorbeeld door gezondheidsproblemen.
Het niet verder komen van de uitdrijving
Bij een eerste bevalling komt het regelmatig voor dat een baby ondanks krachtig persen niet spontaan geboren wordt. Soms is het kind aan de forse kant of is de stand van het hoofdje zo, dat het niet gemakkelijk langs het bekken kan. In andere gevallen zijn de weeën niet sterk genoeg of zwakken ze tijdens de bevalling af. Moeheid en gebrek aan kracht kunnen ook een rol spelen. Vaak is er een combinatie van factoren. Als het persen langer duurt, neemt ook de kans toe dat de conditie van het kind achteruitgaat. De gynaecoloog of verloskundige adviseert dan om uw kind met hulp geboren te laten worden. De ervaring leert dat de meeste vrouwen tegen die tijd hulp als een opluchting ervaren.
Mogelijk zuurstoftekort bij het kind
Tijdens het persen worden de harttonen van de baby gecontroleerd. Bij een normale zwangerschap gebeurt dit meestal met een ‘doptone’. Dit is een klein instrument dat met geluidsgolven regelmatig via de buikwand de harttonen registreert. Bij een bevalling op medische indicatie wordt vaak een CTG-registratie gedaan. Dit is een doorlopende harttonenregistratie via de buikwand of de vagina. De harttonen geven aan hoe de conditie van het kind is. Langdurig of ernstig afwijkende harttonen kunnen een teken zijn van dreigend zuurstoftekort. Na een normale zwangerschap is de kans op mogelijk zuurstoftekort heel klein. Als er bijzonderheden zijn tijdens de zwangerschap, zoals groeiachterstand van het kind, hoge bloeddruk of ruim over tijd zijn, neemt de kans op afwijkende harttonen toe en daarmee de kans dat een vacuümverlossing nodig is.
Hoe verloopt een vacuümverlossing?
Bijna altijd maakt men een dwarsbed: het onderste gedeelte van het verlosbed wordt weggehaald en u plaatst uw benen in beensteunen. Net zoals bij inwendig onderzoek op een gynaecologische stoel. De gynaecoloog kan zo tussen uw benen in staan om te helpen de baby geboren te laten worden. Voor de ingreep wordt de blaas soms met een dunne slang (katheter) geleegd. De gynaecoloog doet een inwendig onderzoek om de stand van het hoofd van het kind en de mate van indaling te bepalen. Dit is nodig om de vacuümcup goed op het hoofd te kunnen plaatsen.
Bij een vacuümextractie plaatst de gynaecoloog de cup op de bovenkant van het hoofd. Daarna wordt de cup vacuüm gezogen, zodat deze zich aan de schedel van de baby vastzuigt.
Het inbrengen van de vacuümcup is vaak onplezierig en pijnlijk. Het is niet altijd mogelijk deze pijn te voorkomen met een verdoving. U ervaart over het algemeen minder pijn als het u lukt te ontspannen, bijvoorbeeld door het wegzuchten van de pijn.
Nadat de vacuümcup zich heeft vastgezogen trekt de gynaecoloog bij iedere volgende wee mee terwijl u perst. Het is belangrijk dat u zo krachtig mogelijk blijft meepersen. Soms drukt de verpleegkundige of verloskundige op uw buik om de kracht van de wee te versterken. Tussen de weeën door zorgt de gynaecoloog dat het hoofdje niet terugglijdt. Over het algemeen wordt uw kind na enkele weeën geboren. Soms is meetrekken tijden meer weeën nodig.
Of een vacuümverlossing de voorkeur heeft, hangt onder andere af van de ligging van het kind en de indaling van het hoofd.
Moet er worden ingeknipt bij een vacuümbevalling?
Regelmatig wordt bij een vacuümbevalling ingeknipt. Dit hangt onder andere af van de harttonen en daarmee van de snelheid waarmee de baby geboren moet worden, de stevigheid van de bekkenbodemspieren, de dikte van het weefsel tussen de schede en de anus en de ingeschatte kans op ernstig inscheuren. Bij inknippen geeft de gynaecoloog vaak van te voren een plaatselijke verdoving. Daardoor merkt u van het inknippen zelf niet veel, maar de eerste dagen van het kraambed zijn er wel vaak pijnklachten.
Het kind na de geboorte
Een vacuümverlossing wordt niet zonder reden gedaan. Meestal is er sprake van een lange fase van uitdrijving en/of een dreigend zuurstoftekort bij het kind. Uw kind wordt na de geboorte door een kinderarts onderzocht. Afhankelijk van de conditie van uw baby vindt dit onderzoek direct of de ochtend na de bevalling plaats. Als uw kind rond de uitgerekende datum in goede conditie wordt geboren, is couveuseopname niet nodig. Als extra zorg of observatie nodig is, is zo’n opname wel gewenst.
Na een vacuümverlossing ziet en voelt u nog enkele dagen de afdruk van de vacuümcup op het hoofd van uw kind als een blauwrode verdikking. Dit komt omdat zich vocht onder de huid heeft opgehoopt. De zwelling is binnen een dag bijna helemaal weg. De verkleuring verdwijnt na enkele dagen. Het kind kan na een vacuümverlossing hoofdpijn hebben en soms wat misselijk zijn. Baby’s krijgen daarom meestal pijnstilling met paracetamol zetpilletjes. Het is aan te raden om de baby na een kunstverlossing niet teveel te prikkelen. Er wordt daarom meestal aangeraden dat alleen de ouders en de verpleegkundigen de baby oppakken.
Complicaties
De kans op complicaties van een vacuümverlossing is klein.
Afschieten van de vacuümcup
Een enkele keer schiet de vacuümcup van het hoofd terwijl de gynaecoloog trekt. Dit is niet altijd te voorkomen. Soms is het hoofd al zo diep gekomen dat verdere hulp niet nodig is. Maar ook kan de gynaecoloog de cup opnieuw aanbrengen of beslissen om een keizersnede te doen.
Bloeduitstorting op het hoofd van het kind
Een bloeduitstorting op het hoofd van het kind wordt een enkele keer na een vaginale kunstverlossing gezien, maar komt ook wel voor na een spontane (vaak langdurige) bevalling. Zo’n bloeduitstorting is meestal dan ook meer het gevolg van een langdurige bevalling dan van de kunstverlossing. De bloeduitstorting verdwijnt vanzelf, maar kan wel tot gevolg hebben dat het kind langer geel blijft zien.
Totaalruptuur bij de vrouw
Een totaalruptuur is het doorscheuren van de huid en het weefsel tussen de vagina en de anus. Ook de kringspier rond de anus scheurt dan geheel of gedeeltelijk in. Net zoals bij een gewone bevalling kan ook bij een kunstverlossing een totaalruptuur ontstaan, maar deze complicatie komt wat vaker voor bij een vacuümbevalling. Een knip kan een totaalruptuur niet altijd voorkomen. Zorgvuldig hechten van een totaalruptuur is nodig om latere problemen met het ophouden van ontlasting te voorkomen. Vaak gebeurt het hechten op de operatiekamer.
Emoties rond een vacuümverlossing
De beleving van een kunstverlossing wisselt sterk. Niet zelden betekent deze hulp een grote opluchting, zeker als vrouwen het gevoel hebben ondanks alle inspanningen geen millimeter op te schieten. Andere vrouwen vinden het moeilijk te verwerken dat de bevalling niet spontaan is verlopen. Zij hebben soms het gevoel te hebben gefaald, omdat zij niet in staat waren hun kind op de ‘normale’ manier ter wereld te brengen en soms hebben zij het idee dat een normale bevalling hen is afgenomen. Spelen dergelijke gevoelens bij u, praat erover met uw partner, vrienden, en familieleden. Bespreek tijdens de nacontrole uw emoties en vragen, zoals waarom de kunstverlossing nodig was. Dit kan u ook helpen bij het verwerken van emoties. Schrijf uw vragen van te voren op zodat u niets vergeet. Ook na langere tijd of voor een volgende zwangerschap kunt u met de gynaecoloog, de verloskundige of de huisarts nog eens de hele gang van zaken bespreken als u daar behoefte aan heeft.
De vader
Voor de vader is de vacuümverlossing soms ook moeilijk te verwerken. Meer nog dan bij een spontane bevalling kan hij zich machteloos voelen. Als de bevalling thuis was begonnen, moet ook hij de teleurstelling van de onverwachte complicatie verwerken. Sommige mannen voelen zich nutteloos, omdat zij het gevoel hebben nauwelijks iets te kunnen doen. Ook zijn zij vaak bang dat er iets misgaat. De handelingen bij een vacuümverlossing ervaren zij nogal eens als bedreigend voor moeder en kind. Achteraf bekent menig partner dat hij de hoop op een goede afloop eigenlijk al had opgegeven. Belangrijk is dat u probeert alle gevoelens en teleurstellingen met elkaar te bespreken. Ook voor uw partner is het goed om over deze ervaring te praten.
Een volgende bevalling
Bij het allergrootste deel (meer dan 90%) van de vrouwen die tijdens een eerste bevalling een vacuümverlossing heeft ondergaan, verloopt een volgende bevalling zonder problemen. Over het algemeen is een vaginale kunstverlossing dan ook geen reden voor een medische indicatie (een bevalling onder leiding van de gynaecoloog) bij een volgende zwangerschap. Controle van de zwangerschap kan dan ook gewoon door de verloskundige plaatsvinden. In uitzonderingen, bijvoorbeeld als de kunstverlossing erg moeilijk was of bij andere complicaties, kan de gynaecoloog een medische indicatie adviseren.
Borstvoeding
Na een vacuümverlossing kunt u over het algemeen zonder problemen borstvoeding geven. De eerste uren na de bevalling is het kind soms misselijk waardoor het minder zin in drinken heeft. De verpleegkundige en eventueel de kinderarts adviseren u wanneer en hoe u het beste met de voeding kunt beginnen.
Ontslag uit het ziekenhuis
Hoe lang u in het ziekenhuis blijft na een vaginale kunstverlossing hangt af van de reden van de kunstverlossing, hoe gemakkelijk of moeilijk deze verliep, de conditie van uw kind bij de geboorte en de gebruikelijke gang van zaken in het ziekenhuis.
Meer informatie
Heeft u na het lezen van deze folder nog vragen, neemt u dan contact op met de polikliniek Gynaecologie via telefoonnummer 0485-84 55 60.