Maasziekenhuis Pantein Ontvangst balie
  1. Home
  2. Behandeling & onderzoek
  3. Longembolie, leefregels en adviezen
Patiëntenfolder

Longembolie, leefregels en adviezen

U heeft een longembolie en hiervoor bent u in het Maasziekenhuis opgenomen (geweest). In deze folder leest u meer over een longembolie, de behandeling en adviezen voor thuis.

Wat is een longembolie?

Een longembolie is een stolsel (bloedprop) dat vastzit in een of meer bloedvaten van de long. Een stolsel ontstaat meestal in de bloedvaten van de benen of het bekken en wordt via de bloedbaan meegevoerd naar de longen. Daar sluit het een bloedvat af. Dit noemen we een longembolie.

Oorzaken en klachten

Er ontstaan makkelijker stolsels in de benen (of op andere plaatsen in het lichaam) als het bloed te langzaam stroomt. Dit gebeurt bijvoorbeeld na langdurige bedrust, na een operatie, na een botbreuk of na een lange vliegreis. Soms ontstaat een longembolie doordat het bloed zelf een verhoogde neiging heeft tot stollen. Dit kan aangeboren zijn door bepaalde afwijkingen in het stollingssysteem, maar het kan ook ontstaan door een zwangerschap of kraambed. Bij ongeveer de helft van de patiënten met een longembolie is er geen oorzaak aan te wijzen.

De klachten bij een stolsel verschillen per persoon. Veel voorkomende klachten bij een longembolie zijn:

  • Snel en oppervlakkig ademhalen.
  • Benauwdheid.
  • Pijn op de borst, die vastzit aan (meebeweegt met) de ademhaling.
  • Een plotseling ontstane hoestprikkel.
  • Een verhoogde hartslag.
  • Lichte stijging van lichaamstemperatuur.
  • Bloedsliertjes in het speeksel.

Het stellen van de diagnose

De klachten waar u bij een longembolie last van kunt krijgen, kunnen ook bij andere longziekten optreden. Aanvullend onderzoek is daarom altijd nodig om zeker te weten dat het om een longembolie gaat.

Welke onderzoeken kunnen nodig zijn voor een diagnose?

  • Het bepalen van de D-dimeerwaarde in uw bloed
    Als de waarde verhoogd is, bestaat er een verhoogde kans dat u een longembolie heeft. Als deze waarde niet verhoogd is, heeft u geen longembolie.
  • Een hartfilmpje (ECG)
    Een hartfilmpje geeft informatie over de toestand van uw hart en kan aanwijzingen geven dat u misschien een longembolie heeft.
  • Een longfoto (X-thorax)
    Vaak wordt er een longfoto gemaakt om te kijken of u andere ziektes heeft die uw klachten kunnen verklaren, bijvoorbeeld een longontsteking of een klaplong.
  • Een CT-scan van de longen
    Als er na de longfoto nog steeds het vermoeden bestaat dat u een longembolie heeft, wordt er een CT-scan van uw longen gemaakt.
  • Een echo-onderzoek van de bloedvaten van de benen
    Met een echo van de benen wordt onderzocht of er sprake is van een trombosebeen. Bij een trombosebeen zit er een bloedpropje in een bloedvat van het been. Als dit propje los schiet, komt het via het bloed in de longen terecht en ontstaat er een longembolie.

Behandeling

Het lichaam ruimt de bloedstolsels na verloop van tijd meestal zelf op. Het doel van de behandeling van een longembolie is het voorkomen dat de stolsels gaan uitbreiden en voorkomen dat er nieuwe stolsels ontstaan. Dit gebeurt met bloedverdunnende medicijnen. Een ander woord voor bloedverdunners is antistollingsmiddelen. In deze folder spreken we over bloedverdunners.

Tegenwoordig zijn er verschillende soorten bloedverdunners in tabletvorm. Afhankelijk van het soort bloedverdunner kan het zijn dat u in het begin van de behandeling ook nog bloedverdunners via een injectie nodig heeft.

Controle door trombosedienst

Als u wordt behandeld met de bloedverdunners acenocoumarol of fenprocoumon, dan neemt de trombosedienst de behandeling met de bloedverdunners over na uw ontslag uit het ziekenhuis. De trombosedienst controleert regelmatig uw bloed en bepaalt zo hoeveel tabletten u per dag moet innemen. Als u thuis ook nog injecties krijgt, dan bepaalt de trombosedienst wanneer u daarmee mag stoppen.

Hoe lang duurt de behandeling?

Als het de eerste keer is dat u een longembolie heeft, dan duurt de behandeling met tabletten minimaal drie maanden. Als er geen oorzaak wordt gevonden, dan moet u de tabletten voor de rest van uw leven blijven gebruiken. Als u vaker een longembolie of trombosebeen krijgt, moet u de tabletten ook levenslang blijven innemen.

In alle gevallen mag u niet stoppen met de bloedverdunners zonder overleg met uw arts.

Gebruikt u al bloedverdunners?

Het kan zo zijn dat u al andere bloedverdunners gebruikt op het moment dat uw arts begint met de behandeling van de longembolieën met de hierboven genoemde bloedverdunners. Het is dan belangrijk dit aan uw arts te vertellen. Zo voorkomt u dat u dubbel behandeld wordt.

Zuurstof en pijnstilling

In de beginfase van een longembolie kan het zuurstofgehalte in uw bloed te laag zijn. Om dit te verhelpen, kan het nodig zijn tijdelijk zuurstof toe te dienen via een slangetje in uw neus. Een longembolie kan erg pijnlijk zijn door prikkeling van de longvliezen. U kunt hiervoor pijnstilling krijgen.

Leefregels en adviezen

De meeste patiënten kunnen uiteindelijk weer alles doen zoals in de periode voor de longembolie. We geven u hier enkele aandachtspunten en adviezen om zo goed mogelijk te herstellen.

  • Het is belangrijk dat u de tabletten inneemt zoals uw arts of de trombosedienst dat voorschrijft. Gebruikt u acenocoumarol of fenprocoumon en bent u vergeten de tabletten in te nemen? Neem dan contact met uw (huis)arts of de trombosedienst.
  • Door het gebruik van bloedverdunners krijgt u sneller blauwe plekken, blijven wondjes langer bloeden en kunt u last van bloedneuzen krijgen.
  • Neem contact op met uw (huis)arts als uw urine felrood of uw ontlasting gitzwart is.
  • Als u ziek wordt, meld dit dan bij de trombosedienst of huisarts. Uw ziekte kan namelijk de werking van de bloedverdunners beïnvloeden.
  • Andere medicijnen kunnen de werking van de bloedverdunners beïnvloeden. Daarom is het belangrijk dat u de trombosedienst/apotheek of uw arts op de hoogte houdt van de medicijnen die u gebruikt en wijzigingen doorgeeft.
  • Als u een tand of kies moet laten trekken, is het belangrijk dat u aan uw tandarts doorgeeft dat u onder behandeling bent van de trombosedienst. Dit geldt ook als u een operatie moet ondergaan.
  • De anticonceptiepil geeft een verhoogde kans dat u opnieuw een trombose krijgt. Tijdens gebruik van bloedverdunners kunt u doorgaan met de pil. Na het stoppen met de bloedverdunners wordt het gebruik van de pil afgeraden. Overleg dit met uw arts. U kunt met uw arts ook de keuze voor een ander anticonceptiemiddel bespreken.
  • Bloedverdunners tijdens de zwangerschap kunnen schadelijk zijn voor de baby. Geef het door aan de trombosedienst of uw arts als u zwanger bent, zodat de medicatie aangepast kan worden.
  • Sport u graag? Om de kans op bloedingen te beperken, kunt u het beste blessuregevoelige sporten en contactsporten vermijden.
  • Vermijd langdurig stilzitten of stilstaan. Beweeg minimaal 30 minuten per dag.
  • Als u rookt, adviseren wij u dringend daarmee te stoppen. Roken zorgt er namelijk voor dat uw bloed sneller stolt.
  • Leef zo gezond mogelijk: zorg voor een gezond gewicht, gezonde voeding en voldoende beweging.

Vragen?

Als u na het lezen van deze informatie nog vragen heeft, kunt u deze stellen aan de verpleegkundige of arts op de afdeling. Bent u al naar huis, dan kunt u contact op te nemen met of de polikliniek Longgeneeskunde via telefoonnummer 0485-84 53 95 of met uw huisarts.

Specialismen