Maasziekenhuis Pantein Buiten
  1. Home
  2. Behandeling & onderzoek
  3. Behandelplan dysfunctional voiding / overactieve blaas
Patiëntenfolder

Behandelplan dysfunctional voiding / overactieve blaas

Uw kind heeft het intake-spreekuur van het Boxmeers Kinder Incontinentie Team (Bo-KIT) bezocht. Naar aanleiding van de gesprekken en het onderzoek van de kinderarts en kinderbekkenfysiotherapeut is bij uw kind de diagnose ‘dysfunctional voiding’ of een ‘overactieve blaas’ gesteld. In deze folder leggen we u uit wat beide begrippen inhouden en wat het voorlopige behandelplan is voor uw kind.

Wat is dysfunctional voiding?

Bij dysfunctional voiding is de samenwerking tussen blaas en bekkenbodemspieren verstoord (dysfunctional = ‘verstoord’, voiding = plassen). De bekkenbodemspieren blijven tijdens het plassen te veel aangespannen, waardoor de blaas niet goed kan leegknijpen en het kind niet goed leeg plast. Als dysfunctional voiding langere tijd bestaat, kan de blaas hier negatief op reageren en overactief worden.

Wat is normaal?

Als de blaas vol is, voelen we dat als aandrang. De blaas geeft een signaal af naar onze hersenen. We worden ons van de aandrang bewust en gaan naar het toilet. Als we ontspannen zitten (of staan) kunnen de sluitspieren van de bekkenbodem verslappen (zich ontspannen): de blaas kan zichzelf dan leegknijpen en de urine stroomt er vanzelf uit, zonder dat een buikpers (duwen) of knijpen nodig is. Als de blaas leeg is sluiten de sluitspieren de uitgang weer af, zodat de blaas zich weer langzaam kan gaan vullen. De blaas en de bekkenbodemspieren (sluitspieren) werken mooi samen. Bij dysfunctional voiding verloopt het plassen anders, omdat deze samenwerking verstoord is.

Wat is een overactieve blaas?

Bij een normaal plaspatroon gaat een kind overdag 5-7 keer per dag plassen. Als er sprake is van een overactieve blaas geeft de blaas te vaak signaal af dat hij vol is; bij sommigen kinderen kan dat wel 15-20 keer per dag zijn. Sommige kinderen kunnen de aandrang dan nog wel tegenhouden, maar bij andere kinderen is die aandrang zo sterk, dat ze overdag plasongelukjes hebben. Het kan ook voorkomen dat een kind wel een normaal aantal keer gaat plassen (5-7x per dag), maar dat het tussendoor heel vaak hevige aandrang heeft die hij/zij dan wegknijpt.

Welke klachten of signalen heeft een kind bij dysfunctional voiding of overactieve blaas?

  • Natte broeken overdag zijn voor ouders vaak een reden om naar Bo-KIT te komen. Dit is een veel voorkomende klacht bij dysfunctional voiding of een overactieve blaas.
  • Soms plast het kind tegen of over de wc bril heen.
  • Het kind kan last hebben van heel vaak moeten plassen (vaker dan 7 keer per dag)
  • Het kind heeft een hele sterke aandrang tussen de plasmomenten door en probeert die aandrang weg te knijpen, bijvoorbeeld door te wiebelen.
  • Door de voortdurende aandrang kan het kind onrustig zijn of concentratieproblemen op school hebben.
  • Daarnaast kunnen ouders horen dat het kind ‘haperend’ plast: de plas komt niet in 1 mooie stroom, maar met scheutjes, of hard-zacht-hard-zacht.

Waardoor wordt dysfunctional voiding of overactieve blaas veroorzaakt?

Wat de oorzaak van ‘dysfunctional voiding’ is weten we niet precies. Soms heeft het kind een blaasontsteking gehad en is daardoor het normale plaspatroon verstoord geraakt. Of het kind heeft zichzelf verkeerde plasgewoontes aangeleerd, bijvoorbeeld door altijd gehaast te plassen. Het kind gunt zich niet de tijd en duwt de plas eruit via een buikpers, dan plast het met de bekkenbodemspieren in half gesloten stand. Daardoor plast het kind dan niet goed leeg. Het komt ook voor dat het kind, doordat hij/zij steeds probeert op te houden, de sluitspieren van de bekkenbodem steeds heel krachtig aanspant, waardoor hij/zij moeite heeft om de spieren te ontspannen tijdens het plassen. Soms speelt te weinig drinken een rol; de urine wordt dan heel geconcentreerd, wat vervelend kan aanvoelen en waardoor het kind weer te veel gaat aanspannen. En wat ook vaak voorkomt – maar meestal niet door ouders wordt herkend – is dat het kind verstopping in de darm (= obstipatie) heeft, waardoor de volle darm steeds de blaas induwt. Ook dat geeft een ander gevoel in de bekkenbodem, waardoor het kind ‘verkeerd’ kan gaan plassen.

Soms is er sprake van een vernauwing in de plasbuis. De blaas moet dan extra hard werken om de urine te lozen en dan wordt de blaas dikker en gespierder, maar ook vaak kleiner en stugger. Als we vermoeden dat er een vernauwing aanwezig kan zijn, krijgt uw kind een aanvullend echo-onderzoek van nieren en blaas. Een (te) dikke blaaswand kan op een echo van de blaas gezien worden. Ook laten we uw kind dan minstens 3 maal op de computer-wc (uroflowmetrie) plassen, omdat we bij een vernauwing van de plasbuis kenmerkende afwijkingen aan de urinestraal kunnen waarnemen.

Hoe kan het behandelplan van Bo-KIT eruit zien bij dysfunctional voiding of overactieve blaas?

Ieder kind is anders en ook de oorzaak en ernst van dysfunctional voiding of overactieve blaas kan erg verschillen. Daarom is het moeilijk om in deze folder weer te geven wat ‘het’ behandelplan voor uw kind zal zijn en kunnen we slechts weergeven welke behandeling meestal wordt gegeven bij deze diagnose en welke disciplines van Bo-KIT ingeschakeld worden bij uw kind.
Soms hebben we na de intake onvoldoende gegevens om de behandeling optimaal te kunnen starten. We verzoeken u dan om gedurende meerdere dagen thuis een drink/plasdagboek en/of een poepdagboek in te vullen. Dit geeft ons aanvullende informatie over:

  • hoeveel uw kind drinkt;
  • hoe vaak het gaat plassen;
  • hoe groot de plassen zijn;
  • hoe vaak uw kind per week ontlasting heeft en hoe de ontlasting eruit ziet.

Op grond van de gegevens van de intake en van deze dagboeken kan de kinderarts bepalen of er mogelijk –naast het plasprobleem- ook sprake is van obstipatie. In dat geval moet namelijk eerst de obstipatie behandeld worden, zodat de behandeling voor de dysfunctional voiding of overactieve blaas een grotere kans van slagen heeft. De kinderarts zal u daarover meer vertellen, indien dit bij uw kind van toepassing is.

De behandeling van dysfunctional voiding bestaat meestal uit:

  1. Behandeling van obstipatie: indien er tevens obstipatie speelt kunnen medicijnen helpen om de ontlasting zacht en soepel te houden, zodat het poepen gemakkelijker gaat. De kinderarts schrijft deze voor en geeft u uitleg over de werking en het gebruik ervan. De kinderarts is ook degene die steeds controleert of de behandeling van uw kind naar wens verloopt.
  2. Uitleg: we geven u en uw kind uitleg over ‘verkeerd plassen’. Dat doen we bij voorkeur samen met een ander kind met een vergelijkbaar probleem in de ‘plasklas’. Uw kind leert daar wat normaal plassen inhoudt, wat het probleem is bij dysfunctional voiding en hoe hij/zij het best op de toilet kan zitten. De plasklas wordt gegeven door de kinderbekkenfysiotherapeut en duurt ongeveer 2 uur.
  3. Anders leren plassen: Tijdens de plasklas krijgt uw kind veel te drinken, zodat het een aantal keer kan plassen op de speciale ‘computer-wc’ (uroflowmeter): we kunnen dan zien hoe lang uw kind plast, hoe krachtig de straal is, en of hij/zij goed ontspant tijdens het plassen. Met een echo kan bepaald worden of uw kind goed is leeg geplast. Ook tijdens de verdere behandeling (punt 4 en 5) wordt dit meestal nog een aantal keer herhaald, zodat we een goed beeld hebben van het plaspatroon van uw kind en we hem/haar hierover uitleg kunnen geven.
  4. Advisering door de urotherapeut: is uw kind jonger dan 6 jaar, dan vindt de begeleiding meestal plaats door de urotherapeut. Zij zal uw kind spelenderwijs leren hoe het beter kan gaan plassen en zal u als ouders adviezen geven om uw kind hierbij te helpen.
  5. Begeleiding door de kinderbekkenfysiotherapeut: kinderen vanaf ongeveer 6 jaar worden meestal door de kinderbekkenfysiotherapeut behandeld. Zij leert uw kind oefeningen van de bekkenbodemspieren en ademhalings- en ontspanningsoefeningen, zodat het kind op een betere manier leert plassen.
  6. Indien er sprake is van ernstige angst en/of als er andere gedrags- en/of gezinsfactoren zijn die een bepalende rol spelen bij de plasklachten, dan wordt uw kind verwezen naar de kinderpsycholoog van Bo-KIT. Zij gaat samen met u bepalen op welke wijze uw kind geholpen kan worden.

Bij overactieve blaas zijn er naast de bovenstaande 5 behandelopties, nog een aantal specifieke mogelijkheden:

  • De kinderarts kan medicijnen voorschrijven die de blaas rustiger maakt. Dit wordt echter slechts zelden direct aan het begin van de behandeling gestart. De meeste ouders kiezen ervoor om eerst andere behandelvormen te proberen.
  • De kinderbekkenfysiotherapeut kan uw kind behandelen door via de huid de zenuwen van de blaas te remmen. Dit heet TENS. Ook deze behandeling wordt nooit direct aan het begin gestart. Indien van toepassing, dan krijgt u daar te zijner tijd informatie over.

Bo-KIT-overleg

Op regelmatige basis is er een Bo-KIT-overleg, waarin met verschillende behandelaren het verloop wordt besproken. Dit kan betekenen dat het behandelplan tussentijds wordt aangepast. Soms lopen dingen anders dan verwacht en daar spelen we dan natuurlijk op in. We geven uw kind behandeling op maat.

Vragen of contact

Heeft u vragen? Stel deze dan aan de behandelaar van uw kind, of neem telefonisch contact op met poli Kindergeneeskunde, op werkdagen bereikbaar van 8.30-16.30 uur, tel. 0485-84 55 05.

Specialismen